ALEXIA LEYSEN EN VALENTIJN DHAENENS
KNABBELEN AAN KNAUSGÅRD


DUBBELINTERVIEW DOOR GILLES MICHIELS EN SIMON BELLENS

Weinig hedendaagse auteurs zijn spraakmakender dan Karl Ove Knausgård. In zijn autobiografische reeks Mijn strijd toont de Noor je 3500 pagina’s lang onverhuld zijn eigen donkere leven. Miljoenen lezers herkenden zijn worsteling, onder wie theatermaker Alexia Leysen, die in de foto-expo The Knausgård/Hasselblad Series fans en critici van de auteur op de gevoelige plaat vastlegde.

Maar in Knausgårds zoektocht naar erkenning las Leysen ook een actueel verhaal over zingeving. ‘Knausgård zoekt de waarde van zijn leven niet langer in iets religieus of maatschappelijks, maar in zijn persoonlijke ontwikkeling. Zodra hij mislukt, verliest de wereld dan ook zijn betekenis. Maar wanneer hij als persoon gezien wordt – of het nu via succes op werkvlak is of door een intense wederzijdse verliefdheid – licht de hele kosmos op.’ Zo’n kosmos is meteen het scènebeeld van KNAUS, waarin Valentijn Dhaenens in het kleinburgerlijke leven van zo’n Knausgård-figuur duikt. ‘Valentijn is erg krachtig met tekst, en hij heeft ook tegelijkertijd iets kwetsbaars en iets agressiefs.’

Hoeveel van het oeuvre van Knausgård zit er nog in KNAUS?

Leysen: ‘Kleine splinters. We moesten aanvaarden dat we de boeken niet konden kopiëren. We gaan uit van Knausgårds principes, maar hebben zelf het meeste geschreven. In het personage op scène zitten dus ook referenties naar mij en vooral naar Valentijn. In ieder van ons zit wel een Knausgård-figuur, die worstelt met zingeving en zich in zijn werk verliest om die te vinden. Op een theaterpodium, voor een zaal vol toeschouwers die naar je kijken, wordt de metafoor van het verlangen om gezien te worden heel concreet. Maar de nood aan erkenning van buitenaf is diepmenselijk, je hoeft dus geen acteur zijn om je daarin te herkennen.’

Dhaenens: ‘Knausgårds woorden zijn door zoveel mangels gegaan dat in onze voorstelling nog weinig letterlijke zinnen zitten. Maar door in zijn taalbad te zitten, hebben we natuurlijk automatisch veel overgenomen. In dat opzicht was ik blij dat de Nederlandse Knausgård-vertalers ons stuk goed vonden. Zij zijn helemaal met zijn leven verstrengeld en herkenden zowel hem als een compleet andere persoon. We hadden ook snel door dat de kracht van onze figuur zou liggen in de interactie met het publiek. In de voorbereiding hebben we daarom veel stand-up comedy bekeken. Niet omwille van de moppen, maar omwille van de directheid naar het publiek.’

Leysen: ‘Zijn boeken staan vol van heel gewone, banale beschrijvingen,  maar ik vind ook veel schoonheid in Knausgårds taal. Om de zoveel pagina’s staan er parels van zinnen. Door het format van het boek werkt die stijl en ik heb de indruk dat we erin geslaagd zijn om zijn taal te verweven met onze spreektaal op theater.’

Knausgård lezen roept dikwijls herkenning op, maar ook verzet. Hoe is dat bij jullie?

Dhaenens: ‘Ik heb anderhalf boek gelezen. Hij beschrijft alles nogal negatief, dat werd ik snel beu. Ik heb zelf ook de neiging om de donkere kanten te zien, maar ik had geen zin om met zo’n spiegelbeeld geconfronteerd te worden. Hij doet dingen die ik bij mezelf nooit zou toelaten. Neem nu hoe hij zijn kinderen als lastposten beschrijft, waarin je gauw wat eten moet proppen om verder te kunnen werken. Dat machogedrag stuitte me tegen de borst. Daarom haatte ik hem vaak, maar toen onze speelreeks onlangs even ophield, pakte ik toch weer zijn boek Zomer vast.’

Leysen: ‘Ik heb haast zijn hele oeuvre gelezen. Ik merk dat er voor alles wat hij zegt ook een tegenhanger is. Voor alle momenten dat hij zijn kinderen het huis uit wenst, zijn er ook evenveel waarop hij zijn liefde voor hen beschrijft. Ik herken die contradictie in mezelf: tegelijk iets willen en niet willen, van iets houden en het verafschuwen. Zonder context kun je hem een klootzak vinden, maar de combinatie van tegenstrijdige gedachten maakt hem herkenbaar.’

Alexia, vind je Knausgård even zwartgallig als Valentijn?

Leysen: ‘Ja, maar ik vind ook troost in zijn werk, het is fijn om je eigen struggles bij een ander terug te vinden. Knausgård verheft dat pessimisme in zijn schrijven tot kunst. Al was het voor het maken van de voorstelling interessant dat niet iedereen liefhebber was. Daardoor ga je kritisch kijken naar het materiaal.’

Dhaenens: ‘De dubbelheid van veel Knausgård-lezers zat ook in ons. Onze vormgever Stef Stessel had bijvoorbeeld veel voeling met zijn werk, dramaturge Mieke Versyp had soms zin om naar hem toe te gaan om hem vast te stekken. Alexia moest Knausgård het meeste verdedigen.’

Moest je een drempel over om op scène dezelfde openheid als Knausgård te bereiken?

Dhaenens: ‘Ik voel altijd wel weerstand, ja. (lacht) Het knapste aan Knausgård is dat hij zijn eigen leven op straat smijt, je weet dat alles echt is, niets geromantiseerd. Als ik gewoon Knausgård zou spelen, konden we alleen maar verliezen. Ik vond dus dat wij dezelfde bereidheid moesten hebben om ons kwetsbaar op te stellen. Toen mijn moeder en zus kwamen kijken, maakte me dat extra zenuwachtig, maar het grote publiek weet niet exact wat van mij is. Het is niets voor mij om zo open te zijn over mijn privéleven en de mensen rond mij af te schilderen. Ik vind dat je je gedacht moet zeggen als je mensen recht in de ogen kijkt. Publiekelijk is dat toch altijd een beetje mottig en achterbaks. Als jullie nu in het interview zullen schrijven: “Alexia was te laat was en Valentijn stinkt een beetje”, dan vind ik dat ook niet leuk.’

KNAUS drijft op een minimalistische beeldtaal. Kunnen jullie wat meer vertellen over dat mysterieuze hemellichaam boven het podium?

Leysen: ‘Ik wilde een scenografie die niet alledaags aandeed: geen schrijver aan een tafel met sigarettenpeuken. Ik wilde dat kleine mensenleven tegenover iets groots stellen, zoals de schoonheid van een sterrenhemel. Het moest iets tijdloos zijn, iets wat overblijft als al die kleine leventjes zijn uitgestorven. In de scenografie van Stef Stessel zou je een zon, een maan, een spiegel of een klok kunnen zien, onze ploeg noemde het uiteindelijk gewoon: De Schijf (lacht). Ik heb gevoel dat ik er een uur naar zou kunnen kijken. En die blik is belangrijk: die schijf is maar een schijf, maar de manier waarop je ernaar kijkt, kan het tot iets groots maken. Dat is ook de kracht van Knausgård: de luiers, de pampers en de rommel krijgen pas betekenis als hij erop scherpstelt.’